16 DAGEN OP DE OCEAAN

Het had een sociaal experiment kunnen zijn: we zetten 6 mensen die elkaar nauwelijks kennen op een zeiljacht. En dan laten we die samen de Atlantische Oceaan oversteken. Kijken wat er gebeurt. Goeie televisie.

Op sensatie, achterklap en drama hebben we slecht gescoord. We maakten wel een mooie film over vrijheid, vriendschap en teamwork. En soms zaten we gewoon met z’n allen gezellig met de slappe lach.

Wat doet een mens hele dagen op de oceaan? In het begin: turen in de verte of er geen andere schepen te zien zijn, of walvissen (en ja hoor: op dag vier meerdere fonteintjes op zee). Vliegende vissen tellen. Lachen naar dolfijnen.

Lezen. Slapen. Ieder uur logboek invullen. Koken, vertellen, zingen, afwassen, dansen. Brood bakken. Op grootmoeders wijze de handdoeken op het vuur afkoken. Was ophangen. Een scheurtje in de bimini herstellen met stalen naald en draad.

Met twee Nederlanders, een Duitser en drie Belgen is het altijd onderhoudend. Momo (D): ‘I was thinking …’, wordt guitig onderbroken door Reinier (NL): ‘Oh, you were sinking?’. En een taske koffie vinden Ruud en Reinier niet alleen lekker, maar ook hilarisch.  En ook mooi: ‘vlinderen’ is bij de Nederlanders ‘melkmeisje’. Lief, toch? En door het gemis aan internet en zoekmachines nemen we alle tijd om zelf vrolijk te freewheelen over mogelijke antwoorden op vragen zoals ‘hoeveel water zit er nu in die Atlantische Oceaan’ en ‘wie is die acteur nu weer in die film waarvan we de titel vergeten zijn’.

Gijpen. Koers bijstellen. Elke dag om 12.00 uur een kruisje zetten op de kaart (‘we zijn bijna in de helft!’). Film kijken (Yes Man), om daar een half uur later mee te stoppen omdat de batterij van de laptop leeg is. Momo in de mast hijsen om er een unidentified touwtje te verwijderen dat misschien later voor problemen zou kunnen zorgen. Naast genua en grootzeil ook nog de fok uitrollen, gewoon omdat het kan, we er de tijd voor hebben en om te zien wat het effect is op onze snelheid. Een batterij-alarm installeren (een makkie met die verzamelde technische knowhow aan boord). Vissen, met wisselend succes: twee wahi wahi’s en een zeebaars. Een bijna-tonijn en een bijna-barracuda.

Eten. 15 kg aardappelen, 16 kg bloem, 3 kg rijst, 4 kg pasta, 2 kg boter, 1 liter olijfolie, 56 eieren, 400 g mosterd, 1,2 kg chocolade, 7 kg kaas, 1 kg hesp, ongeveer 40 builtjes thee, 2 kg ajuinen, 10 bananen, 7 appels, 3 kg courgettes, 500 g kalkoenfilet vers, 4 hamburgers vers, 1 kg avocado’s, 4 kg tomaten, 1 kg komkommer, 1 kg witte kool, 2 kg wortelen, 4 kroppen sla, 5 bussels koriander, 2 bussels bieslook, 4 bollen look, 1 kg rode paprika, 1 kg groene paprika, 3 liter yoghurt, 2 liter room, 15 liter spuitwater, 27 liter appelsiensap, 16 liter melk, 3,2 kg rode bonen blik, 440 g rode paprika glas, 1,2 kg kikkererwten glas, 400 g linzen glas, 1,3 kg corned beef, 3,5 kg tomaten blik, 1,2 kg balletjes in saus blik, 1,2 kg champignons blik, 700 g tomatenpuree, 30 hot dogs, 20 bockwursten, 3 potten confituur, 3 potten choco, 560 ml ketchup, 3 kg koffie, 1 kg mayonaise, 425 g spinazie glas, 1,6 kg augurken, 1 kg asperges glas, 600 g prinsessenbonen glas, 400 g rode biet glas, 1 kg artisjok glas, 1 kg tonijn blik, 1 kg gedroogde linzen, 600 g olijven blik, chips en nootjes, crackertjes, koekjes. En drie verse vissen :-).

Zestien dagen. Ik geef toe dat ik het na een dag of zeven wat moeilijk had: het duurde te lang, het ging te traag vooruit. Maar een dag later was het weer goed. En nu, na 16 dagen, lijkt het alsof het pas gisteren was dat we Jack stevig vastsnoerden op het voordek, Gerd en Kristel ons uitzwaaiden (meisjes, jullie hadden er bij moeten zijn!), en we nog een laatste foto maakten van ons zes op het achterdek, om te zien of we veranderd zouden zijn bij aankomst. Want iemand zei me onlangs: ‘Als je de oceaan bent overgestoken, ben je een ander mens.’ Geen idee of dat zo is.

Ik loop wel al de hele week met dat ene zinnetje in mijn hoofd, uit een lied van Anthony and the Johnsons: No one can stop you now.

DAGBOEK VAN DE KAPITEIN

Dag 1:
Vandaag is het zover. We gaan van Kaapverdië naar de Caraïben zeilen. Het klinkt makkelijk, maar dat is het niet. Hoe dichter we bij het uur van vertrek komen, hoe spannender. Kunnen we dit aan? Die ‘we’ slaat op mijn crew. 4 mensen die ik nauwelijks ken, en Karina. Zullen zij het aankunnen? Kan ik het zelf wel aan?
Ja, we kunnen dit samen aan. Om 17u08 gaan de trossen los en verlaten we de haven. Met enkel de genua zeilen we tot de luwte van het laatste eiland. Daar deinen we stilletjes de nacht in…

Dag 2:
In de nacht gaat de motor aan. We willen van de luwte van het eiland weg om meer wind te hebben. We hebben een mooie snelheid, prachtige zonsopkomst en orca’s die ons verwelkomen op de grote oceaan. Rond lunchtijd zien we hier en daar walvissen, die we herkennen aan hun korte maar hevige ‘fonteintjes’. Ook aan vliegende vissen ontbreekt het niet. Nu nog wind…

Dag 3:
Het is 8 uur ‘s ochtends en ik heb er genoeg van. Die motor moet uit, we hebben onze brandstof later misschien nog nodig. Binnen 60 uur krijgen we weer wind. Er staat ons een saaie volgende 3 dagen te wachten. We proberen er het beste van te maken door te zwemmen, vissen en (eindelijk) douchen.

Dag 4:
Niets doen, een hele dag lang. Vroeger was het een droom, nu een nachtmerrie. Ik weet niet meer wat we heel de dag deden, zo saai was het. Dat de wind maar snel komt…

Dag 5:
Een zuchtje wind. Heerlijk! We glijden door het water aan 3 knopen. Nog niet de helft van ons gemiddelde, maar we gaan vooruit. Een beetje wind in de zeilen maakt de boot veel stabieler. Een grote tonijn zwemt weg met onze vishaak. Later die dag vangen we wel een goudmakreel, die onmiddellijk in de pan vliegt.

Dag 6:
De tradewind is er. 4 tot 5 beaufort, recht in de rug. Le Grand Bleu vliegt als een speer door het water. Zo ken ik haar weer! Als trotse schipper trim ik de zeilen, en samen buigen we over de kaart om de aankomst te berekenen. Nog 10 of 11 dagen.

Dag 7:
Ik bel met mijn mama en hoor dat alles goed gaat thuis. Even ben ik weg uit de wereld van blauw water en een blauwe hemel. Back to reality: 4 tonijnen die met onze vishaken wegzwemmen. Tijd dat we van techniek veranderen.

Dag 8:
Een luie dag. Een defect aan de motor brengt eindelijk wat leven in de zaak. Hoe we het gaan oplossen weten we nog niet, maar er is gaan haast.

Dag 9:
Meer dan een James Bond-film kijken doe ik niet vandaag. Voor ik het weet is de dag voorbij.

Dag 10:
De motor is hersteld. Blijkbaar deed ik er al maanden de verkeerde olie in. Hij werkt nu beter dan ooit! We zeilen aan een mooie snelheid en in afstand zijn we nu ook over de helft!

Dag 11:
Een schip! We zien nog eens leven. Een lichtpuntje aan de horizon. De zeebaars die we nadien vingen heeft ook het licht gezien. Die smaakte echt goed.

Dag 12:
Just another day at the office.

Dag 13:
Hier en daar merk je dat we wat ‘simpel’ worden. Is dat wel gezond, zo lang weg zijn van de wereld?

Dag 14:
Gewoon een drukke en saaie dag.

Dag 15:
Regen en wind verrast ons als we de bestemming naderen. Hopelijk gaat het snel over…

Dag 16:
Stormmaatregelen. Stress houdt me wakker… Ik weet dat ons schip veel aan kan, maar het blijft telkens bang afwachten. Golven van 9 meter schudden ons goed door elkaar.

Dag 17:
Land in zicht! De storm duwt ons rond het zuidelijkste puntje van Martinique, waar we een mooie plaats krijgen in de haven. We zijn er. Het duurde even voor ik het besefte. Ik heb een oceaan overgevaren. Ik zou het zo herdoen. Maar eerst een pint, en een dutje.

TIJD

Hoe laat het hier nu eigenlijk zou zijn, vragen we ons alledrie bijna tegelijk af. Na aankomst in Sal, Kaap Verdië, zijn we bezig geweest met slapen, internet zoeken, poetsen, schrobben en eten.

Ineens wordt tijd weer belangrijk. Tijd is een afgesproken maat om samen te kunnen leven in een maatschappij. “Morgen tussen halfnegen en tien kom je hier je stempel halen voor je paspoort,” zei de politieagent in Sal. Als je dan je klok niet gelijk zet, krijg je problemen.

Geen tijd hebben. Managers mogen geen tijd hebben, want anders zijn ze niet efficiënt aan het werk.

Tijd màken is ook zoiets. Sommige mensen kunnen tijd maken voor iets. Terwijl anderen dan weer geen tijd hebben voor om het even wat. Daar zou ik wel een zaakje in zien.

Ik had geen tijd tijdens de overtocht van Lanzarote naar Sal. Omdat hij er gewoon niet was. Ook niets om me aan tijd te herinneren (we hadden wel een afspraak om van wacht te wisselen, en die was gebaseerd op tijd).

Maar verder: véél, of net geen tijd. Wanneer het was of hoe lang het duurde dat een dertigtal dolfijnen kwam spelen naast de boot weet ik niet. Ze waren anders: de rug grijs met donkergrijze stippen; de buik lichtgrijs met witte stippen.

Misschien heb ik uren getuurd naar vliegende vissen, want Momo had er al gezien, en uiteindelijk zag ik ze ook: hele zwermen, meters ver vlogen ze boven het water, met zwarte rug en witte buik (later vonden we op het dek een vijftal vliegende vissen, die zich jammerlijk genoeg wat mispakt hadden tijdens hun korte vlucht).

Hoe lang ik ‘s nachts gekeken heb naar de oceaan weet ik ook niet. Ik zoefde door het heelal: boven de horizon alle sterren van de wereld; daaronder het zwarte water met flitsende fluorescerende lichtjes (algen? visjes?). En dan zweven. Voor de wind. Warme wind.

Niemand wil gaan slapen dan. Wanneer het tijd is om te gaan slapen, daar heb je geen klok voor nodig. Naar je brooddeeg kijken dat alle tijd krijgt om te rijzen. Dat telt.

Nu, op het eiland Sal, zetten we onze klok een uurtje terug, maar het maakt niet zoveel uit hier. Als ik in het café vraag om hoe laat de bus komt die ons terug naar de baai kan brengen waar we voor anker liggen, wordt er wat verward gereageerd. “Om de 15 minuten misschien?” probeer ik te helpen. Neen. Gewoon. Ga op straat staan en de bus komt. En ja, hij kwam.

Voilà. Nu gij.

MOMO

Lanzarote. Ik weet niet wat ik er van vind. Ik mis hier toch wel wat groen, al doen ze hun best met cactussen, aloë vera en palmbomen. Het landschap is robuust en desolaat. Grijs, zwart en rood. Met de volle maan onlangs leken we wel op een andere planeet te zitten. Lava heeft van dichtbij wel een mooie, natuurlijke structuur – maar het blijft zwart.

We hebben samen met Lieven, Christel en Monia helemaal rond het eiland gezeild, en vanop het water zie je mooie, witte dorpjes, de huisjes als kleine maquettes in het donkere landschap gestrooid.

Terug in Marina Lanzarote, waar zowat alle zeiljachten zich net zoals wij voorbereiden op de grote oversteek naar de Caraïben, zijn er nog steeds enkele jonge lifters op pad: ze schuimen de pontons af op zoek naar een ‘rit’ naar de Caraïben of verder. Sommigen maken een echte advertentie en hangen die op in de toiletten: “Kok nodig? Iemand om ‘s nachts de wacht te houden tijdens de oversteek? Dek schrobben? Ik doe het allemaal!”

Momo, een jonge Berlijner, sprak me aan toen we nog in de haven van La Línea de la Concepción lagen, vlakbij Gibraltar. Hij was ook op zoek naar een lift. Dat is nu al meer dan een maand geleden. Eerst zouden we hem een lift geven tot in Rabat, en dan zien of het klikte. Het klikte. Momo stak mee over tot in Lanzarote.

Momo is fijn gezelschap; als we ‘s ochtends vroeg met ons tweetjes koffie drinken, vertelt hij wat hij de avond voordien nog heeft gedaan, en wat zijn plannen zijn voor de dag die komen zal. Legt me uit hoe hij een bepaald technisch probleem denkt te kunnen oplossen. Vertelt hoe hij nog op een avocadokwekerij gewerkt heeft, en hoeveel hij houdt van natuurlijke olie op hout. Maar stelt zich ook luidop de vraag wat hij nu eigenlijk vindt van het verplicht dragen van een uniform op school. En doet enthousiast wist-je-datjes: dat er dertien plantensoorten zijn die alleen op Lanzarote groeien. En hoe de boeren hier een creatieve oplossing vonden voor de irrigatie van hun gewassen.

Binnenkort steekt Momo mee over naar de Caraïben. En van daaruit gaat hij op zoek naar een lift met een boot die naar Zuid-Amerika vaart.

Maar stiekem hoop ik dat hij nog wat langer bij ons blijft.

LE MAROC VOUS AIME

We steken over van Rabat naar Lanzarote en slapen in stukjes en brokjes. De trip zal 4 à 5 dagen duren.

Op dag drie zie ik nog steeds sporen van henna op mijn rechterhand. Dat was mooi werk van het meisje in het park. De prijs werd gefikst door Rachid, de Belgisch-Marokkaanse gids van die namiddag. We hadden eerst niet door dat hij ons aan het gidsen was. Hij had ons gewoon op straat aangesproken toen we de medina verlieten. Heel snel bleek dat hij een landgenoot was, en hij toonde fier zijn Belgische identiteitskaart. Et voilà, we waren vertrokken voor een wervelende toer door het prachtige Rabat. Rachid praatte snel, doorspekte zijn verhaal met oneliners en geestige anekdotes, en bleek iedereen en alles te kennen.

Hij sloot de namiddag af met: “En jullie missen wel een pintje of een glas wijn zeker?” Waarop hij ons naar winkeltje loodste met de toonbank in de voorgevel. Op het eerste gezicht werden er blikken asperges verkocht. Maar je zag snel dat de hele kamer vol met drank stond. We kochten wijn en bier tegen een schappelijke prijs. De flessen werden haastig in krantenpapier verpakt.

Ik heb tot vandaag nodig gehad om mijn bezoek aan Rabat, Marokko, Afrika (!) te verwerken.

Explosies van kleuren. Geuren: van heerlijk verfijnd tot vettig en rokerig. Smaken. De lekkerste falafel ooit gegeten in de medina.

Maar heeft me het meest ontroerd: de vriendelijkheid van de mensen. Bienvenue, zeggen ze. Bonjour, ça va? Iedereen. De schoonmaakster, de douanier, de ober als je voorbij zijn terras wandelt. Le Maroc vous aime. En ik hou van Marokko: hoe schoon alles is, hoe iedereen elkaar helpt, hoe meisjes met en zonder hoofddoek met hun vriendjes op café gaan.

Het was maar een proevertje, dat bezoekje aan Rabat. Ik had ook graag de Sahara gezien, al kan ik me daar wel iets bij voorstellen: een oceaan, maar dan met zand, de golfjes ook door de wind gemaakt.

Nu, op N 29°56′ – W 13°03′, ergens op de Atlantische Oceaan, glijd  ik door een woestijn van water.

PETRUS EN DE WOLK

Elektriciteit en water zonder limiet, aan land zonder Jack. Zalig. ‘s Ochtends ga ik koffie drinken in een bar. Daarna douchen met veel water. Naar toilet op een wc met een spoelknop. Wat een feest!

Dr NO en Le Grand Bleu liggen in Marina Alcaidesa, bij La Línea de la Concepción. Van hieruit hebben we een prachtig zicht op Gibraltar.

De rots is alomtegenwoordig. Er hangt bijna continu een wolk boven, die gevoed lijkt te worden door de rots zelf (Erik kan die theorie perfect en heel bevattelijk uitleggen, maar doceren mag hij zelf eens in een andere blog. Laat mij maar mijmeren.).

Wanneer we de grens oversteken om in Gibraltar de kabelbaan te nemen om eens van boven op de rots te kunnen kijken, krijgen we een vriendelijke waarschuwing voor we instappen: “Er zijn apen. Véél apen. Ze zijn niet geïnteresseerd in jullie of jullie kinderen, maar wel in wat jullie bij hebben. Plastic zakje? Grissen ze zo uit je handen.” En de begeleider sluit af met: “Trust me, you’ll know what I mean when you get up there.”

En ja. Na een kort tochtje met de kabelbaan (prachtig zicht!) worden we overspoeld door apen, die zich trouwens gewillig laten fotograferen. Eén van de kleinere apen probeert langs mijn been omhoog te kruipen. Ik hou van dieren, echt, maar ben toch blij dat hij het snel opgeeft. Er zijn schattige baby-aapjes, die zonder ouderlijk toezicht tussen de toeristen spelen. Voor mij een teken dat ze ons vertrouwen.

“Deze rots vrààgt gewoon om een blog,” zeg ik tegen Erik. “Zeker,” zegt hij. “En als je nog inspiratie zoekt: weet je wat het Latijn is voor ‘rots’?”

Petrus.

De naam van onze pa, die – mocht hij nog in leven zijn – als 80-jarige met ons mee rond de wereld zou gezeild hebben.

Wanneer we de volgende ochtend vertrekken richting Marokko, staat Petrus ons rustig na te kijken. Met zijn wolk.

SOLO

Allein ist ein Mann am stärksten.

Dat zei Robert Pollet met een instemmend geknik, nadat ik hem uitgelegd had dat ik een week helemaal alleen ging zeilen. Dat was 25 jaar geleden, Robert is een tijdlang mijn baas geweest in één van de grotere chemische huizen waar ik gewerkt heb. Daaraan moet ik nu denken, nu door omstandigheden blijkt dat ik Dr NO helemaal alleen van Ibiza naar Malaga zal brengen. Sommigen zeggen mij dat ze na een uur zot zouden worden zo alleen op zee, maar ik hou van alleen zijn en ik kijk uit naar grote hoeveelheden me-time, brood bakken, vissen, zeilen, alles onder controle houden, ook al kan het zwaar zijn. Roberts uitspraak vat dit gevoel goed samen. En de beloning zal groot zijn, want Anneleen en Nancy zullen mij komen bezoeken in Malaga. (Ten behoeve van de op misverstanden beluste lezer, weze hier gestipuleerd dat ik het altijd leuk vind om te zeilen met vrienden of gasten, of ze nu veel zeilervaring hebben of niet.)

We varen over de nulmeridiaan, die van Greenwich dus, voor de derde keer sinds we begin juli in Oostende vertrokken zijn.

Ibiza – Malaga is ongeveer 340 zeemijl, zowat de afstand van Oostende naar Falmouth. Ik plan vier dagen. Ik koop teveel eten in San Antonio. Karina geeft mij ook nog wat “restjes” mee waarop ik twee dagen kan overleven en na twee uur op zee vang ik de grootste makreel die ik ooit al gezien heb.

Die eerste dag begint windstil maar algauw komt de voorspelde zuidwestenwind opzetten en kunnen we lekker scherp aan de wind zeilen. Ik vang die makreel, bak brood, en speel met het nieuwe speelgoed: de iridium satelliet telefoon. Ook de SOS functie moet getest worden, zeer tot verontwaardiging van Wouter die zich een ongeluk schrikt omdat hij mijn voorafgaande verwittiging niet gezien heeft. We varen over de nulmeridiaan, die van Greenwich dus, voor de derde keer sinds we begin juli in Oostende vertrokken zijn. Ik weet nu trouwens ook hoe die nulmeridiaan er uit ziet, want er is een stuk van in de schroef gedraaid. Het is een lelijke gele vezelachtige nylondraad met een plastieken fles aan, die een hels lawaai maakt als je de motor in vooruit zet. Dan maar het ankermaneuver onder zeil uitgevoerd, verloopt vlot. Het is net donker geworden als we rustig voor anker liggen bij Altea aan de Costa Blanca.

Dus moeten we bij het krieken van de dag het water in, met duikbril en duikersmes. Wat een janboel! Het kost me meer dan een half uur om de wirwar weg te snijden, hierbij moreel bijgestaan door een groepje citroengele aquariumvisjes die vandaag niet naar school moeten en mijn werkzaamheden met bezorgde blik volgen. Daarna koffie drinken, grootzeil hijsen en vertrekken. Ik kan niet genoeg krijgen van die mooie kust (behalve die toeristische steden dan) en de indrukwekkende bergen erachter. Soms vaar ik heel dicht tegen een eiland of een klif om te genieten van hun woeste schoonheid.

Ik besluit te stoppen in het haventje van Cabo Palos; daar hebben we tijdens de heenreis ook halt gehouden en ik weet dat er een goede heladeria is op wandelafstand.

Pas de laatste paar uur voordat het donker wordt, krijgen we wind. Ik besluit te stoppen in het haventje van Cabo Palos; daar hebben we tijdens de heenreis ook halt gehouden en ik weet dat er een goede heladeria is op wandelafstand. Het enige probleem is dat het voor Dr NO alleen in het begin van de toegangsgeul diep genoeg is. De wind neemt toe en de deining komt om de hoek, maar het gaat nog. Denk ik. Om drie uur ’s ochtends gaat het niet meer en word ik uit bed geslingerd… Ik zie geen alternatief en moet de zee op. Geen sinecure, want de wind is stevig komen opzetten, en het is nieuwe maan dus stikdonker. Nadat het grootzeil gehesen is in de kleine baai die nog redelijk beschut is, ben ik nat van het zweet ook al ben ik licht gekleed. Vooruit met de geit! Dr NO laat een lichtspoor na door de fosforescerende algen, dat heb je aan de Belgische kust ook soms, maar hier zie je bollen zo groot als tennisballen. Ik vraag me af of dat samengeklonterde algen zijn of misschien fosforescerende kwallen? Heel mooi in ieder geval, het geeft onze nachtelijke tocht iets feeërieks.

Later die ochtend bak ik brood bij windkracht 6, denk ik, want de windmeter is naar de eeuwige windmolenparken sinds die blikseminslag tijdens een onweer op Ibiza dat de volgende dag in de krant stond . (Verder geen probleem met dat onweer, we lagen voor anker en dat hield als een fort. Door de hagel en de hevige regen was ons dek eens gespoeld!)

De wind neemt toe naarmate we Cabo de Gata naderen. Ik krijg telefoontjes in verband met Sint Maarten. Men maakt zich zorgen. Of we de bestemming niet moeten veranderen? Ik doe wat opzoekingswerk in verband met de elektriciteitshuishouding op Le Grand Bleu.

Ik zie schattige goudbruine dolfijnen en voor het eerst vliegende visjes! Ik ben in opperste staat van verrukking door deze blauwe visjes die plots uit een golf opduiken en over het water fladderen als libellen. Dat zijn dingen die mij gelukkig maken. De wind die nog blijft toenemen bij het ronden van Cabo de Gata, en daarna ook nog terwijl dat niet voorspeld was, dat maakt mij minder gelukkig. Dr NO snijdt door de golven zonder angst maar Firmin (onze automatische piloot) kan het niet meer aan dus over naar familie: ik stuur met de hand. De golven zijn wild en groeien, en het wordt donker, voor beginnende zeilers zou dit wel angstaanjagend zijn denk ik. Ik zie op de kaart nergens een plaats die voldoende beschut is om te ankeren voor de nacht. Het is nochtans dringend want ik was vroeg op.

Als ik in de haven ben begrijp ik het: vergane glorie.

Dus vaar ik in het stikdonker het kleine haventje van Adra binnen, nadat ik tevergeefs via de VHF opgeroepen heb, geen antwoord, en gebeld naar het inderhaast gegoogelde telefoonnummer, ook geen antwoord. Als ik in de haven ben begrijp ik het: vergane glorie. Lange steigers waaraan wel honderd boten afgemeerd hadden kunnen liggen met lazy lines, maar er ligt geen kat. Dus neem ik de vrijheid om languit langs de steiger af te meren. Het is middernacht en het water is spiegelglad, en alles is rustig, en ik val in een diepe coma.

Om twee uur word ik wakker van aanhoudend geklop aan dek. Ik steek mijn hoofd buiten en daar staat een man in uniform die mij een formulier aanreikt en vraagt om het in te vullen. Misschien vraagt hij mij ook ten huwelijk, daarvoor is mijn kennis van het Spaans ontoereikend, in ieder geval ik blijf vriendelijk en zeg hem dat ik mañana naar zijn bureau zal komen; neen ik moet dat formulier nu invullen. Ik vul dat formulier in, veronderstellende dat deze handelswijze de kortste weg is naar mijn slaap. De mens vertrekt. Ik val opnieuw in de voornoemde diepe coma.

Om acht uur word ik wakker van aanhoudend geklop aan dek. Ik steek mijn hoofd buiten en daar staat een politieman. Ik vertel hem over mijn nachtelijke formaliteiten. Deze interesseren hem niet, ik moet met de boordpapieren naar zijn bureau komen. Om een lang verhaal kort te maken, tegen elf uur kan ik mijn reis verder zetten.

Terwijl ik Nancy aan de lijn heb springt er, op nog geen tien meter van de boot, een zwaardvis van meer dan een meter uit het water omhoog, wel drie keer achter elkaar.

Het wordt een windloze dag dus varen we op de motor. Ik luister naar RNE Classic, al van in Ibiza, om te slapen zet ik de radio niet af maar heel stil. Bijna altijd klassieke muziek zoals ik ze graag hoor, met maar weinig gebabbel tussendoor. Er wordt nog duchtig getelefoneerd, vooral over Sint Maarten, we gaan er uit geraken. Terwijl ik Nancy aan de lijn heb springt er, op nog geen tien meter van de boot, een zwaardvis van meer dan een meter uit het water omhoog, wel drie keer achter elkaar. Ik ben in de wolken! Wellicht zat hij achter iets aan dat er lekker uitzag.

De crew van Le Grand Bleu heeft zijn gasten aan land gebracht en het probleem met de alternator is opgelost. Ze vertrekken vandaag nog naar Malaga non-stop, ETA maandag. Ik lig wat in de hangmat te mijmeren. Als de zon ondergaat staat er een fijn sikkelmaantje. Op het ogenblik dat ik een foto wil trekken van de prachtige kleuren die de zon achterlaat boven de bergen van Malaga, zwemt er een school dolfijnen rustig voorbij. Niet gek en dartel zoals ze soms doen, neen, rustig, bedaard, met een majestueuze elegantie.

En terwijl de havenlichten van Malaga langs mij heen schuiven denk ik: dit was wat ik nu nodig had. Erik: herboren.

Bedankt, indrukwekkende rotsen.
Bedankt, citroengele aquariumvisjes.
Bedankt, fosforescerende feeën.
Bedankt, vliegende visjes.
Bedankt, makreel (en sorry).
Bedankt, zwaardvis.
Bedankt, RNE Classic.
Bedankt, dolfijnen.
Bedankt, Dr NO. You were amazing.

  

  

 

MISSEN

Ik ben al weg sinds 28 april. Afscheid nemen was moeilijk, maar ook wel bijzonder. Een beetje zoals doodgaan. Mensen die nog snel iets willen rechtzetten voor je vertrekt. Een bekentenis doen. Heel open zijn. Eindelijk eens zeggen hoe ze over jou en de rest van de wereld denken. Heel mooi.

Vertrekken was niet gemakkelijk; vertrokken zijn was hemels. In een nieuwe wereld gesmeten worden, een spannend decor: geen huis meer, maar een schip. Geen straten met buren meer, maar andere boten die naast je voor anker liggen in telkens weer een andere baai. Zonsondergangen. Manen. Zonsopgangen. Wolken. Golven. Wind.

Maar dan komt het. Het missen.

Niet de keuken met vaatwasser, niet de auto. Wel de familie, de vrienden en de collega’s.

Hoe erg ik haar heb gemist besefte ik pas toen ik alweer afscheid van haar moest nemen afgelopen zaterdag, na haar bezoek van vijf dagen. En nu weer dat missen. Binnen twee weken verhuist ze zelf naar het buitenland.

Ik hoef dus niet naar België. Iemand missen kan je overal.

SCHRIFTJE

Mijn schriftje is bijna vol. Ik kocht het in mei in Missalonghi, waar Eline en ik helemaal uit ons dak gingen omdat we er een knutselwinkel vonden.

Het schriftje is een begrip geworden op de boot. Wouter weet dat het belangrijk is voor mij, en als ik het kwijt ben laat hij meteen alles vallen om te helpen zoeken.

Het schriftje is geen dagboek, eerder een verzameling van dingen die ik anders op losse blaadjes of een post-it zou schrijven: receptjes, boodschappenlijsten, zaken die ik niet mag vergeten. Dorien lactosevrij. Peter geen tomaat. Gin meebrengen voor Rob.

Het is ook een stille getuige van de onnozele dingen die we ‘s avonds doen: kladjes met maffe ontwerpen voor een eigen vlag voor Le Grand Bleu (een wereldbol met een poes die er rond stapt). De plakkertjes die we op ons voorhoofd plakken bij het spel ‘wie ben ik’.

De kladversie van mijn blogs, zoals deze. Een vergeten Italiaanse postzegel (gevonden toen we al in Mallorca waren).

De vertrektijden van de vluchten voor Maya: 11/09 Tuifly 17u20, 16/09 Ryanair 14u45. Nog acht dagen. Ik ga in haar wangen knijpen als ze hier is.

En dan begin ik een nieuw schriftje.

JACK Y JAMES

Wat een leven.

Er is de voorbije 2 weken zoveel gebeurd dat ik het niet meer op en rijtje krijg.

Een (onsamenhangende) samenvatting.

Formentera, een mini-eilandje ten zuiden van Ibiza, is zo charmant dat ik mij moet inhouden om er niet te blijven plakken. Toen we er voor anker lagen hebben we er wel een woeste storm doorstaan van 50 knopen (ongeveer 10 Beaufort, jawel), maar naast een paar dingen die weggewaaid zijn hebben we nauwelijks schade ondervonden. Stoer schip he.

Een weekje later leuke gasten aan boord, heel gezellig: de zusjes Iris en Dorien met mama Nicole, het koppel Alida en Peter, en Rob. Lekker veel gezeild, gezwommen en gesnorkeld, gegeten en gedronken, en gefilosofeerd over het leven.

Gsm verzopen in het zeewater. Balen. Enkele dagen later Wouter’s gsm verzopen. Balen met z’n tweeën, het schept een band :-).

En sinds twee weken eindelijk terug samen met Dr NO. Vanaf nu zeilen we in duo.

Hasta luego! (Volgens mijn app kan ik al 40% Spaans. Hm. Ik denk dat die app gewoon een heel lieve juf is.)

Karina

Le Grand Bleu en Dr NO samen in Ibiza

Jack (bijboot van Le Grand Bleu) en James (van Dr NO) samen gezellig in Ibiza

Een ‘Lenceria’ in Ibiza. En dan moet ik aan mijn vriendin Lence denken 🙂