PUUR
Heel strenge voorwaarden, om in Galàpagos te mogen zijn. Erik was er maanden op voorhand mee bezig. Paperassen, paspoorten, vergunningen. Certificaat van fumigatie (preventieve behandeling tegen beestjes op de boot). No plants. No animals. No fresh cheese. Romp volledig schoon. Bordjes met ‘Do not throw garbage overboard’. Afvalsorteerplan.
Mijn hibiscusplantje, dat ik in december in Martinique kocht en met veel zorg vier maanden in leven heb kunnen houden, was niet welkom in Galàpagos. Ik heb het onderweg op een nacht – toen we de evenaar kruisten – overboord gegooid. Zo’n onschuldige plant, en toch niet mee mogen naar Galàpagos. Tss.
Maar toen we, na een oversteek van zes dagen vanuit Panama het eerste eiland traag zagen voorbij schuiven, werden we allemaal stil. We waren met z’n zevenen, stonden op het dek, en zwegen. ‘Zo mooi’, fluisterde iemand. Magisch.
San Christobal krioelt van de zeeleeuwen. Overal staan borden dat je twee meter afstand moet houden, maar dat is hopeloos. Ze liggen midden op het gangpad, hangen lui in onze bijboot, slapen op en onder de bankjes aan wal.
Het prachtige eiland Isabela ligt dan weer bezaaid met honderden leguanen. Uitkijken waar je stapt.
Daar vertelde een andere zeiler ons dat je hier een jaar de gevangenis in gaat als je een kat aan land probeert te smokkelen. Echt buiten proportie, maar nu begrijp ik waarom ze hier zo streng zijn. Het is de enige manier om fauna en flora te beschermen. De bijna uitgeroeide reuzenschildpad wordt gered door het allemaal puur te houden.
Galàpagos is van de dieren, en de mens lijkt dit hier goed begrepen te hebben.
En de dieren zelf ook: het piepkleine vogeltje op de stoep, amper zo groot als een ei, was niet bang toen ik naderde, en pikte rustig voort. En ik, dankbaar voor zoveel vertrouwen, mocht het van op een halve meter gadeslaan.
Ik ben nu een jaar aan boord. Vorig jaar vroeg een journaliste me hoe ik wou terugkomen, na drie jaar wereldreis. ‘Helemaal uitgepuurd’, zei ik. Plaatsen zoals Galàpagos helpen mij daar bij.