De Zeekaarten van Thomas Siffer

Ondanks het bestaan van electronische zeekaarten leek een zware investering in stapels papieren kaarten onontkoombaar voor Sailing Le Grand Bleu.

Als je de zee op gaat, heb je immers zeekaarten nodig. Je moet er zelfs verschillende hebben; een overzichtskaart waar begin- en eindpunt van de reis op staan, en detailkaarten van de kusten. Ook gnomonische kaarten zijn nuttig, om op de oceaan de kortste weg te vinden tussen twee punten, want die is op de gewone zeekaart geen rechte lijn. Dat komt door de geniale vondst van de Oost-Vlaming Mercator, in de zestiende eeuw, die de meridianen als evenwijdige lijnen weergeeft.

In de jaren ’80, zwaar gebeten door de zeilmicrobe maar zonder budget om te gaan zeilen, las ik niet alleen stapels boeken over wereldreizen maar sprokkelde ook een dik pak vervallen (dus gratis) zeekaarten bijeen die mijn fantasie spijsden. Jaren later, toen Wouter naar het Mercator Instituut in Oostende ging om er het vak te leren, hebben we er zijn boeken mee gekaft.

Een week na de publicatie van het interview met Karina in Libelle, kregen we via onze website een boodschap van ene Carl Dierickx. Hij had de zeekaarten van Thomas Siffer in zijn bezit, en of we die niet wilden hebben.

Hoe cool is dat. Thomas Siffer zeilde met vrouw en kind de wereld rond in zijn zeiljacht Mercator. Ik ontmoette hem op de Belgian Boat Show in februari 2006 waar hij mijn exemplaar van zijn boek Land in Zicht signeerde met de woorden: “lezen op eigen risico – dromen kunnen erg besmettelijk zijn”. Ziek heb ik gelopen, ellendig, omdat het allemaal zo simpel leek, rond de wereld varen, en dat het toch niet voor mij weggelegd was, dacht ik toen, Thomas Siffer is de eerste hoofdschuldige, de donor van het virus in mij.

Na zijn wereldreis was de Mercator te koop want Thomas Siffer beschouwt zichzelf niet als zeiler, eerder een soort rond-de-wereld-zeil-olijvenkweek-godweetwatnog-probeerder. En Carl dus, Carl Dierickx kocht de Mercator, behield gemakshalve de naam, en trok er mee naar Scandinavië om er iedere zomer op onbewoonde eilanden te barbecueën. De oude zeekaarten en pilotboeken lagen nog aan boord en het artikel in Libelle bracht hem op het idee om ze aan ons project weg te schenken.

Dus wij naar Hasselt voor een leuk gesprek met Angela en Carl, aangename mensen, in hun huis dat vol staat met historische navigatie-instrumenten. Ik kan het gevoel niet beschrijven dat ik had toen ik die kaarten en boeken aanraakte, die de wereld al eens rond gevaren hadden, tijdens die reis waarover dat boek geschreven was dat mij het virus bezorgd had.

Ik denk niet dat wij onze weg kwijt zullen raken, op de wereldbol, met de zeekaarten van Thomas Siffer.

TIJD

Hoe laat het hier nu eigenlijk zou zijn, vragen we ons alledrie bijna tegelijk af. Na aankomst in Sal, Kaap Verdië, zijn we bezig geweest met slapen, internet zoeken, poetsen, schrobben en eten.

Ineens wordt tijd weer belangrijk. Tijd is een afgesproken maat om samen te kunnen leven in een maatschappij. “Morgen tussen halfnegen en tien kom je hier je stempel halen voor je paspoort,” zei de politieagent in Sal. Als je dan je klok niet gelijk zet, krijg je problemen.

Geen tijd hebben. Managers mogen geen tijd hebben, want anders zijn ze niet efficiënt aan het werk.

Tijd màken is ook zoiets. Sommige mensen kunnen tijd maken voor iets. Terwijl anderen dan weer geen tijd hebben voor om het even wat. Daar zou ik wel een zaakje in zien.

Ik had geen tijd tijdens de overtocht van Lanzarote naar Sal. Omdat hij er gewoon niet was. Ook niets om me aan tijd te herinneren (we hadden wel een afspraak om van wacht te wisselen, en die was gebaseerd op tijd).

Maar verder: véél, of net geen tijd. Wanneer het was of hoe lang het duurde dat een dertigtal dolfijnen kwam spelen naast de boot weet ik niet. Ze waren anders: de rug grijs met donkergrijze stippen; de buik lichtgrijs met witte stippen.

Misschien heb ik uren getuurd naar vliegende vissen, want Momo had er al gezien, en uiteindelijk zag ik ze ook: hele zwermen, meters ver vlogen ze boven het water, met zwarte rug en witte buik (later vonden we op het dek een vijftal vliegende vissen, die zich jammerlijk genoeg wat mispakt hadden tijdens hun korte vlucht).

Hoe lang ik ‘s nachts gekeken heb naar de oceaan weet ik ook niet. Ik zoefde door het heelal: boven de horizon alle sterren van de wereld; daaronder het zwarte water met flitsende fluorescerende lichtjes (algen? visjes?). En dan zweven. Voor de wind. Warme wind.

Niemand wil gaan slapen dan. Wanneer het tijd is om te gaan slapen, daar heb je geen klok voor nodig. Naar je brooddeeg kijken dat alle tijd krijgt om te rijzen. Dat telt.

Nu, op het eiland Sal, zetten we onze klok een uurtje terug, maar het maakt niet zoveel uit hier. Als ik in het café vraag om hoe laat de bus komt die ons terug naar de baai kan brengen waar we voor anker liggen, wordt er wat verward gereageerd. “Om de 15 minuten misschien?” probeer ik te helpen. Neen. Gewoon. Ga op straat staan en de bus komt. En ja, hij kwam.

Voilà. Nu gij.

MOMO

Lanzarote. Ik weet niet wat ik er van vind. Ik mis hier toch wel wat groen, al doen ze hun best met cactussen, aloë vera en palmbomen. Het landschap is robuust en desolaat. Grijs, zwart en rood. Met de volle maan onlangs leken we wel op een andere planeet te zitten. Lava heeft van dichtbij wel een mooie, natuurlijke structuur – maar het blijft zwart.

We hebben samen met Lieven, Christel en Monia helemaal rond het eiland gezeild, en vanop het water zie je mooie, witte dorpjes, de huisjes als kleine maquettes in het donkere landschap gestrooid.

Terug in Marina Lanzarote, waar zowat alle zeiljachten zich net zoals wij voorbereiden op de grote oversteek naar de Caraïben, zijn er nog steeds enkele jonge lifters op pad: ze schuimen de pontons af op zoek naar een ‘rit’ naar de Caraïben of verder. Sommigen maken een echte advertentie en hangen die op in de toiletten: “Kok nodig? Iemand om ‘s nachts de wacht te houden tijdens de oversteek? Dek schrobben? Ik doe het allemaal!”

Momo, een jonge Berlijner, sprak me aan toen we nog in de haven van La Línea de la Concepción lagen, vlakbij Gibraltar. Hij was ook op zoek naar een lift. Dat is nu al meer dan een maand geleden. Eerst zouden we hem een lift geven tot in Rabat, en dan zien of het klikte. Het klikte. Momo stak mee over tot in Lanzarote.

Momo is fijn gezelschap; als we ‘s ochtends vroeg met ons tweetjes koffie drinken, vertelt hij wat hij de avond voordien nog heeft gedaan, en wat zijn plannen zijn voor de dag die komen zal. Legt me uit hoe hij een bepaald technisch probleem denkt te kunnen oplossen. Vertelt hoe hij nog op een avocadokwekerij gewerkt heeft, en hoeveel hij houdt van natuurlijke olie op hout. Maar stelt zich ook luidop de vraag wat hij nu eigenlijk vindt van het verplicht dragen van een uniform op school. En doet enthousiast wist-je-datjes: dat er dertien plantensoorten zijn die alleen op Lanzarote groeien. En hoe de boeren hier een creatieve oplossing vonden voor de irrigatie van hun gewassen.

Binnenkort steekt Momo mee over naar de Caraïben. En van daaruit gaat hij op zoek naar een lift met een boot die naar Zuid-Amerika vaart.

Maar stiekem hoop ik dat hij nog wat langer bij ons blijft.