TIJD
Hoe laat het hier nu eigenlijk zou zijn, vragen we ons alledrie bijna tegelijk af. Na aankomst in Sal, Kaap Verdië, zijn we bezig geweest met slapen, internet zoeken, poetsen, schrobben en eten.
Ineens wordt tijd weer belangrijk. Tijd is een afgesproken maat om samen te kunnen leven in een maatschappij. “Morgen tussen halfnegen en tien kom je hier je stempel halen voor je paspoort,” zei de politieagent in Sal. Als je dan je klok niet gelijk zet, krijg je problemen.
Geen tijd hebben. Managers mogen geen tijd hebben, want anders zijn ze niet efficiënt aan het werk.
Tijd màken is ook zoiets. Sommige mensen kunnen tijd maken voor iets. Terwijl anderen dan weer geen tijd hebben voor om het even wat. Daar zou ik wel een zaakje in zien.
Ik had geen tijd tijdens de overtocht van Lanzarote naar Sal. Omdat hij er gewoon niet was. Ook niets om me aan tijd te herinneren (we hadden wel een afspraak om van wacht te wisselen, en die was gebaseerd op tijd).
Maar verder: véél, of net geen tijd. Wanneer het was of hoe lang het duurde dat een dertigtal dolfijnen kwam spelen naast de boot weet ik niet. Ze waren anders: de rug grijs met donkergrijze stippen; de buik lichtgrijs met witte stippen.
Misschien heb ik uren getuurd naar vliegende vissen, want Momo had er al gezien, en uiteindelijk zag ik ze ook: hele zwermen, meters ver vlogen ze boven het water, met zwarte rug en witte buik (later vonden we op het dek een vijftal vliegende vissen, die zich jammerlijk genoeg wat mispakt hadden tijdens hun korte vlucht).
Hoe lang ik ’s nachts gekeken heb naar de oceaan weet ik ook niet. Ik zoefde door het heelal: boven de horizon alle sterren van de wereld; daaronder het zwarte water met flitsende fluorescerende lichtjes (algen? visjes?). En dan zweven. Voor de wind. Warme wind.
Niemand wil gaan slapen dan. Wanneer het tijd is om te gaan slapen, daar heb je geen klok voor nodig. Naar je brooddeeg kijken dat alle tijd krijgt om te rijzen. Dat telt.
Nu, op het eiland Sal, zetten we onze klok een uurtje terug, maar het maakt niet zoveel uit hier. Als ik in het café vraag om hoe laat de bus komt die ons terug naar de baai kan brengen waar we voor anker liggen, wordt er wat verward gereageerd. “Om de 15 minuten misschien?” probeer ik te helpen. Neen. Gewoon. Ga op straat staan en de bus komt. En ja, hij kwam.
Voilà. Nu gij.